De Galgenberg nog ongemoeid

  De Galgenberg nog ongemoeid


Door onze verslaggever

ARNHEM – Bewoners van de oude munitiebarakken in natuurgebied De Galgenberg ten noorden van de Schelmseweg in Arnhem kunnen daar komende jaren blijven wonen.


Marian Leijser met haar buurman Neil Macfarlane en hondje Knollie voor haar huisje op De Galgenberg. – Foto: Hans Broekhuizen

De gemeente heeft nog geen concrete plannen met het gebied dat in het bestemmingsplen buitengebied noord valt, laat een woordvoerster van de afdeling Stadsontwikkeling van de gemeente weten.

In het bosgebied liggen vijf oude munitiebarakken en staan enkele bijgebouwen van defensie. De grond is sinds 1992 van de gemeente Arnhem, de barakken zijn nog van het ministerie van defensie. Ze werden ruim dertien jaar geleden door acht jongeren gekraakt. Op dit moment wonen er vijftien mensen, onder wie drie krakers van het eerste uur, in het complex midden in het bos.

De aanvankelijk zeer primitieve barakken zijn in de loop der jaren van alle gemakken voorzien.

De bewoners beschikken nu onder andere over stromend water en elektra en hebben een eigen telefoonaansluiting. Een van hen is Marian Leijser die al dertien jaar op De Galgenberg woont.


Het is een gehuchtje nu, tussen aarden wallen

Door ALBERT OOST

ARNHEM – Langs de Schelmseweg, aan de overkant van Moscowa, ligt in het bos ‘De Galgenberg’. Een gehuchtje nu van barakken, nog altijd verscholen tussen aarden wallen, waar lang geleden munitie lag opgeslagen. Marian Leijser (31) woont er inmiddels al dertien jaar.


Foto: Hans Broekhuizen

Ze reageert heel sportief.

“Ben je in verwachting?’ Marian Leijser lacht. Niet zachtjes. Uitbundig schalt het door het bos.

“Dat denken wel meer mensen. Maar het komt van het vele bier drinken hoor.”

Haar buikje bolt licht. Ze is niet groot en draagt schoenen met plateauzolen van zeker vier centimeter dik om wat langer te lijken.

In haar blonde haren die ze woest op haar hoofd draagt, heeft ze wat blauw gedaan.

In 1989 was ze ‘Biggetje’ voor haar vrienden. “Ze droeg schoenen met hakjes en ze zat onder de make-up. Als ze wat gedronken had, sloeg haar gezicht steeds meer roze uit”, weet een van hen nog.

‘Stronteigenwijs’, ‘een goed hart’ en ‘recht voor zijn raap’, zijn etiketten die, gevraagd, haar nu worden opgedrukt.

“Ik zat in de punk-beweging. Zo’n Nina Hagen typje was ik. Een popje. Eigenlijk een opgedirkte tuttebel. Ik kon nog geen hamer vasthouden. Twee jaar later ben ik maar eens van die legerschoenen gaan halen. Dat was toch wat makkelijker met al dat graven en werken hier”, verklaart Biggetje van toen.

Marian, van-huis-uit Huissense was in april 1989 een van de eersten die op De Galgenberg ging wonen. De eerste twee jaar met haar vriend.

Sindsdien leeft ze er op zichzelf met haar kat Scummy die dertien jaar geleden in het gehuchtje werd geboren.

In een deel van een van de vier barakken achter het grote ijzeren hek in het bos. Waar nu de bruidsluier de muren bedekt. Waar planten weelderig groeien. “Ik heb een keer de beerput leeggeschept. Het blijkt goede mest te zijn.”

Ze kwamen dertien jaar geleden met z’n achten om de al jaren leegstaande barakken van defensie te kraken.

Met een trekker reden ze het bospad langs de Schelmseweg in waar na ruim honderd meter het complex zichtbaar werd. Daar trokken ze de stalen deuren open. Van vier rijen barakken achter prikkeldraad en nog enkele gebouwen daarbuiten.

Ze gingen er wonen en hadden grote idealen. Marian woont er nog. En met haar nog drie andere bewoners van het eerste uur. En de meeste van de overige elf bewoners meer dan tien jaar.

In het begin was er nog wel ‘een onnozele briefwisseling met defensie’ over hun kraakactie. Uiteindelijk mondde dat uit in een gedoogsituatie.

“Een kampsfeer”, omschrijft ze de beginperiode op De Galgenberg. “Net een klein openluchtmuseum. Ik maakte mijn huiswerk bij kaarslicht. Ik had een houtkachel die de kamer in rook zette omdat de schoorsteen weer eens niet trok. Mijn kleren waste ik op een wasbord en droogde ik met een wringer. In de winter heb ik me wel eens met sneeuw gewassen. En iedereen moest vegetarisch zijn. En zelfvoorzienend. Het was een anarchistisch ideaal. Maar het bleek uiteindelijk toch te hoog gegrepen. We zijn mensen van deze maatschappij, geen boeren. Daar ben ik inmiddels wel achter. De grond hier is waardeloos. Daar groeit nog geen aardappel op.”

De eerste jaren waren hard. In de barakken was geen elektriciteit, geen water, geen telefoon. Het waren vier muren, een dak en vloeren van stoeptegels. Buiten het hek moesten de jerrycans met water worden gevuld.

Ze moesten beerputten graven, zinkputten en geulen voor leidingen. Er moesten ramen in de barakken komen.

Ploeteren was het.

“Ik heb het eerste jaar meer onder de grond dan erboven gezeten. Nu heb ik een toilet, een douche, een wasmachine, telefoon, zelfs internet. We hebben nu één gezamenlijke meter voor water en elektra, onderling verrekenen we het bedrag dat we maandelijks moeten betalen.”

Haar huis vindt ze steeds leuker worden. “En als ik wat wil veranderen, verander ik het. Dan ga ik verbouwen. Dat heb ik geleerd. Dat kan ik ook gewoon doen, ik heb geen huisbaas.”

Ze vertelt het ontspannen, een heerlijke goedlachse vrouw die werkt in een crisisopvang voor jongeren in Arnhem.

Haar betrokkenheid met haar werk is groot. “Daar zitten veel blowers onder. Harddrugs verslaafden komen er bij ons niet in. Maar blowen wordt ook een probleem. Het schijnt ook verslavend te zijn.”

Zestien uur werkt ze in de crisisopvang. Omdat ze de rest van haar tijd ook wil genieten van andere aspecten van het leven.

“Feestjes en klussen in en rond mijn huis. In de tuin wat prutsen. Dit is mijn thuis. Zo voelt het. Waarom zou ik hier vertrekken? En zo denken de andere bewoners die tegenwoordig ook gewoon een baan hebben of studeren er ook over. Bezoek vindt het hier vaak niet luxe genoeg. Hoe ik woon vinden ze wel leuk, maar ze zouden het zelf toch niet willen. Dat snap ik niet goed. Ik heb toch alles. En dat midden in een stuk bos waar steeds meer haviken komen. Omdat enkele bewoners hier ook kippen hebben. Ik heb nu zelfs een oliekachel. Dat is pas luxe.”

Angst voor een ontruiming van De Galgenberg heeft ze niet. “Daar is al dertien jaar geen sprake van. Misschien als de gemeente Arnhem besluit dit gebied terug te geven aan de natuur. De grond hier is sinds 1992 van de gemeente, de gebouwen van defensie.”

Als dat ooit gebeurt, kan ze misschien een ander ideaal verwezenlijken. “Ooit wil ik nog in een klein kerkje wonen.”

[squat!net]