WAAR KRAKEN TOERISME WORDT

  WAAR KRAKEN TOERISME WORDT

 


(de Volkskrant, zaterdag 10 maart 2001, tekst Caspar Janssen)

Amsterdam werd het afgelopen halfjaar opgeschrikt door Zuid-Europese feestkrakers die grote sloopblokken bezetten. Zelden was de overlast zo groot. Ook ‘reguliere’ krakers zitten met het verschijnsel in de maag. Het zelfcorrigerende vermogen van een anarchistische beweging. ‘Die Polen zeiden tegen die Basken: we houden het hier wel rustig, hè.’

Een regenachtige avond in de Amsterdamse Pijp, alweer zo’n drie maanden geleden. Vanachter de ramen van een oer-Hollands café kijken bezoekers verbaasd en geamuseerd naar groepjes voorbij sjokkende Spaanse, Italiaanse en Portugese krakers. Het is de kracht van de herhaling; na een uur zijn alle variaties op het thema boos en onbegrepen, wel zo’n beetje gepasseerd. Zelfs de gedwee meelopende natgeregende honden lijken zich de avondwandeling anders te hebben voorgesteld; ook zij houden hun blik strak op de stoep gericht en hun staart tussen de benen. De Zuid-Europeanen zijn op weg naar het even verderop gelegen kraakcafé Molli, om daar in gelijkgestemdheid bijeen te zijn. Ze komen van een groot complex te slopen woonblokken in de Tolstraat, de Lutmastraat en het Hendrik de Keijserplein, waar ze, 250 man/vrouw sterk, een paar maanden eerder waren ingetrokken.

Dat hebben de buurtbewoners geweten. Zelfs de meest welwillenden onder hen vroegen zich af of de grens tussen activisme en alcohol- en drugstoerisme hier niet was vervaagd, zoniet verdwenen. ‘Ach meneer, wat zal ik zeggen: het was heel erg’, zegt mevrouw Grave, die aan het Hendrik de Keijserplein woont en aan de achterkant uitkijkt op zowel de lange rij slooppanden van de Tolstraat als die van de Lutmastraat. `In de eerste plaats: die muziek. Dat begon ‘s avonds en ging dan de hele nacht door. De meeste mensen hier hebben hun slaapkamer aan de achterkant, die sliepen de hele nacht niet. Wij zijn allemaal mensen die beschroomd zijn om de politie te bellen, toch heeft iedereen het wel een keer gedaan. Maar de politie kon blijkbaar ook niet veel doen.’ En dan die honden. `Het leek wel of ze allemaal een hond hadden. Overal lag hondenpoep. Het lijkt onbelangrijk, maar ik was er de hele tijd mee bezig. Ik ben gepensioneerd, heb last van mijn rug en ben slecht ter been, dus als ik poep mee naar binnen liep, duurde het uren voordat alles weer schoon was. Hier beneden in het trapportaal liggen twee matjes, dus als een van de kinderen van andere bewoners in de poep was getrapt, stonk de hele trap ernaar en moest je die matjes weer schoonmaken.’ ‘s Ochtends blaften de honden achter het huis, ‘s avonds aan de voorkant en ‘s nachts voor én achter. Mevrouw Grave: `Overdag waren die honden vaak alleen, dus die bleven maar blaffen. ‘s Avonds stonden de krakers met hun honden hier op het plein, voordat ze uitgingen. En ‘s nachts kwamen ze terug. Ik heb ze weleens weggewuifd als ze weer onder mijn raam stonden. Dat hielp dan even, maar een moment later stonden ze er weer.’ De speeltuin op het Hendrik de Keijserplein werd praktisch onbruikbaar omdat de honden ook daar hun behoefte deden. En een medewerkster van kindercrèche Kiekeboe, die grenst aan de sloopblokken, zegt: ‘Wij moesten de kinderen binnenhouden. Wij hebben hier achter een eigen binnenplaatsje, maar daar liepen voortdurend honden op en omheen.’

Mevrouw Grave is iemand die gewend is aan redelijk overleg. Ze sprak de krakers dan ook weleens aan. ‘Maar ja, ze verstonden me niet. Het waren voor 95 procent Spanjaarden, Italianen en Duitsers. Een hele internationale onderneming, meneer.’ Het is jammer, vindt ze. Van haar hadden de woningen helemaal niet afgebroken hoeven te worden. ‘Ze hadden ook kunnen renoveren, maar dat was blijkbaar te duur. Het is pas echt sneu voor al die bewoners die eruit moesten. Daarover heb ik niets gehoord in de media. Ik was er niet tegen geweest als de krakers de sloop hadden kunnen voorkomen. Als ze zich een beetje hadden gedragen, hadden ze best mijn sympathie gehad.’ Maar dat zat er helaas niet in. Mevrouw Grave: ‘Het waren zulke jonge mensen, zulke jonge meisjes ook. Ik vroeg eens aan zo’n meisje, een Duitse, waarom ze hier nou was. Ze was een beetje onder invloed aan het dansen op straat. Ze zei: ” Ik voel me zo vrij in Holland. Hier kan alles.” Dat denk ik toch: dat is een misverstand.’ Mevrouw Grave is nog mild. Een politiewoordvoerder zegt: `Het regende klachten van buurtbewoners. Over hondenoverlast, over lawaai en over bedelen op straat.’ En een woordvoerster van het stadsdeel zegt: ‘Wij hadden niet de indruk dat het echt een beweging was, er zat bij de meesten niet veel ideologie achter. Het leek meer te gaan om lekker vrij wonen. Voor de buurtbewoners was dat heel vervelend. De krakers maakten veel lawaai, vaak met de ramen open. Op een van de benedenverdiepingen hadden ze zelfs een soort café geopend.’

De panden werden half december ontruimd en Het Parool tekende uit de mond van een kraker op: ‘Het is belachelijk om ons voor de kerst op straat te gooien, na vier maanden. Maar niet getreurd, we hebben wel iets om weer door te feesten.’ Niet zo vreemd dat de nog net-burgemeester Patijn later op stadszender AT5 zei dat het leek alsof de Zuid-Europese krakers slechts in Amsterdam waren in het kader van een goedkope vakantie. Het is inderdaad de vraag wat de Zuid-Europeanen beweegt om midden in de winter naar Amsterdam te komen, een pand te kraken, er ‘okupa’ op te schilderen, het gemeentebestuur streng – in het Spaans of Engels – ter verantwoording te roepen om het vervolgens op een feesten te zetten. Het is ook de vraag of de `reguliere’ kraakbeweging zo blij moet zijn met dit type `internationale solidariteit’. Alex van Veen, een van de twee redacteuren van actieblad Ravage, denkt van niet. En ook hij vroeg zich of waarom Amsterdam in de winter nou zo aantrekkelijk was voor de Zuid-Europeanen. `Het is hier koud, ze hebben geen geld, dus ik zou het in hun plaats wel weten. Ik heb, ten tijde van de Tolstraat, weleens nagevraagd waarom ze hier waren. Dan kwam het antwoord toch vaak niet verder dan: vanwege de dope-cultuur.’

Het valt nog niet mee om de Zuid-Europese krakers terug te vinden. Juist veel kraaktoeristen hebben de stad, zoals het toeristen betaamt, inmiddels verlaten, de anderen hebben zich over de stad verspreid.

Bij kraakcafé Molli voelen Jan en Sanne de bui al hangen bij de vraag naar de Spaanse en Portugese krakers uit de Tolstraat. `Je hebt krakers in alle soorten en maten’, zegt de tweede ontwijkend. Maar in tweede instantie wil Jan best bemiddelen. Een eerste poging mislukt. Een beoogde groep laat weten `eigenlijk te weinig betrokken’ te zijn en `niet goed voorgelicht’. Een paar dagen later meldt Carlos (26) telefonisch dat hij graag wil praten, al was het maar om het negatieve imago van buitenlandse krakers wat bij te stellen. De Madrileen Carlos woont in een pas gekraakt pand in Amsterdam-Oost, samen met de Canadese Julie (22), de Fransman X. (32), de Duitser Martin (30) en de Nederlandse Linda (24). De exacte locatie van het pand, waar spiralen voor het raam hangen, willen ze liever niet in de krant; ze hebben al genoeg problemen met de agressieve eigenaar, een keiharde speculant, aldus Martin.

Praten met krakers is doorgaans als het ondergaan van een verbaal ideologisch bombardement. Het goede nieuws daaraan is in dit geval dat je deze internationale groep moeilijk kunt rekenen tot de feestkrakers. Zo blijkt Carlos een rustige, serieuze jongen die overdag de post rondbrengt, probeert Nederlands te leren en vooral in Amsterdam is, zo zegt hij, om te leren van de `hoge organisatiegraad’ van de Nederlandse kraakbeweging. Hij kraakt al zeven jaar, in verschillende landen. Voor de anderen geldt min of meer hetzelfde. Waarom er nu juist zo veel Spaanse krakers naar Amsterdam komen? `Omdat de repressie in Spanje in korte tijd snel is toegenomen’, meent Carlos. `De kraakwet is daar in een paar jaar tijd twee keer aangepast. Het komt erop neer dat je een gevangenisstraf van een halfjaar riskeert als je kraakt. Vooral in Baskenland is het zwaar. Als je daar in een kraakpand woont, word je bijna automatisch gezien als ETA-sympathisant.’ Maar is zijn aanwezigheid dan niet juist nodig is op de plaats waar het onrecht het grootst is, in dit geval dus in Spanje? Dat is een verkeerde vraag, vindt het collectief. Carlos: `Onder de oppervlakte is hier ook genoeg mis.’ Linda: `We vechten tegen de globalisering. Dat kan heel goed vanuit Amsterdam.’ Martin: `Het Europa van de open grenzen is bedacht vanuit economische motieven. Wij willen een sociaal Europa.’ Carlos: `Door Europa is het mogelijk om vrij te reizen en te werken waar je wilt. Wij maken daarvan gebruik. Dan weer een paar maanden hier, dan weer daar. Dat is een consequentie die de bedenkers van een verenigd Europa blijkbaar niet hadden voorzien.’

Over de misdragingen in de Tolstraat en de Lutmastraat – het waren vooral de Portugese, niet politieke punkers die zich daaraan schuldig maakten – zijn de meningen verdeeld. Martin, resoluut: `Dat was lompenproletariaat. Als ik daar had gezeten en ik had een drugsdealer gezien, dan zou ik hem het liefst hebben weggeslagen.’ Linda: `Ook andere krakers daar waren geïrriteerd. Een paar mensen die er woonden hebben nog een paar weken bij mij in huis gezeten omdat ze er niet meer tegenkonden. Zij werden ‘s nachts wakker van geluiden op het dak. Bleek dat de buren een gat in de muur probeerden te maken om spullen te stelen.’ Carlos, lichtelijk geërgerd: `Maar dat was een minderheid. Mensen zonder perspectief. Er zaten 250 mensen, dan is het moeilijk om je te organiseren. Maar het had best nog wat kunnen worden. In de Kalenderpanden was het in het eerste jaar ook een chaos. Daarna begonnen de activiteiten en na vier jaar was het een groot, sociaal centrum in Amsterdam. De helft van de Amsterdammers was toen tegen ontruiming.’

Het is waar dat, zoals de Duitser Martin zegt, hun collectief behoort tot de grote groep jonge Europeanen die de laatste jaren om uiteenlopende redenen naar Amsterdam komt. Vaak ook om te studeren of te werken. Zelf werkt Martin parttime bij een IT-bedrijf En zo zijn er volgens hem velen. `Je kunt wel allerlei grote, internationale bedrijven naar Amsterdam halen, maar vergeet dan niet dat daar ook een heleboel medewerkers bijhoren die allemaal moeten wonen. Het is simpelweg onmogelijk om als nieuwkomer met weinig geld, in Amsterdam op een legale manier woonruimte te vinden.’ `Dat klopt’, zegt Oscar, een kraakveteraan die lang actief was bij het Spekulatie Onderzoeks Kollektief (SPOK) en momenteel onder meer betrokken is bij [squat!net]. `Zeker de helft van de mensen die zich nu melden bij de kraakspreekuren is van buitenlandse afkomst. Het zijn vaak de mensen die werken bij de helpdesks van computerbedrijven of internetproviders. Ik bedoel: de gemeente haalt wel IT-bedrijven naar binnen, maar de mensen die daar komen werken hebben geen toegang tot de woningmarkt.’ Het verschijnsel van buitenlandse krakers bestaat overigens al langer, aldus Oscar. `In de jaren negentig had je de Joegoslaven, de Britten en de Ieren, later de Polen en de Tsjechen, nu zijn het veel Spanjaarden en Italianen. Voor ons is het altijd weer de vraag: hoe serieus zijn deze mensen en in hoeverre willen ze later weer actief worden om anderen te helpen. Van een grote groep Joegoslaven die begin jaren negentig aan woonruimte is geholpen, hebben we later weinig meer teruggezien in de kraakbeweging. Maar een aantal Polen en Tsjechen blijft wel actief. En ook onder de Spanjaarden en Italianen zitten actieve, serieuze mensen.’

Blijft het dilemma: wat te doen met feestkrakers? Een eeuwig probleem voor een beweging die de bestaande orde afwijst, veelal anarchistische principes aanhangt en daarom moeite heeft om te selecteren bij de poort. Die ene keer dat er toch een poging tot ordening werd gedaan, eind jaren tachtig, liep de situatie volledig uit de hand. Een groep zwaar ideologisch gekleurde `stalinistische’ krakers probeerde toen een groep anarchistisch getinte `grutters’ in bedwang te krijgen, maar deed dat zo gewelddadig dat uiteindelijk de volledige kraakbeweging implodeerde.

`Het probleem is inderdaad niet nieuw’, zegt Oscar. `In de jaren zeventig hingen de serieuzere activisten in de Nieuwmarktbuurt al affiches op met de tekst: `This area is no camping.’ Wat betreft de Tolstraat: daar zaten mensen tussen die zich nergens wat van aantrokken. Een deel van deze groep kraakte ondertussen ook wild in Amsterdam-Oost, in de Reinwardtstraat. Daaraan kwam geen kraakspreekuur te pas. Het gevolg was een grote cultuurbotsing met de buurt.’ Sowieso hebben krakers uit Zuid-Europa een wat andere stijl dan de Nederlandse, aldus Oscar. `In Spanje zijn ook de serieuze krakers strijdlustiger, minder bureaucratisch. Omdat de repressie daar behoorlijk is, kraken ze vaak met grote groepen en met veel spektakel. Dat lijkt me daar ook wel slim.’

Oscar weet uit ervaring hoe het draagvlak van de kraakbeweging makkelijk verpest kan worden door wangedrag van afzonderlijke groepen. `Ik woon in Amsterdam-West. Aan de Slatuinenweg in De Baarsjes was een tijd geleden een groot pand gekraakt door, inderdaad, Zuid-Europeanen. Die bezorgden de buurt grote overlast. Toen het pand werd ontruimd was de opluchting groot. Een paar weken geleden hebben we het huis, met andere mensen, opnieuw gekraakt. De buurt was in rep en roer, de mensen dachten dat het hele gedoe weer opnieuw begon. Iedereen is nu bezig de buurt gerust te stellen. De mensen van het kraakspreekuur hebben zelfs toegezegd om zelf te ontruimen als er sprake is van overlast.’ `Je lost de problemen met overlast nooit helemaal op’, erkent hij, `maar je kunt wel iets doen. Je kunt bijvoorbeeld bij de voorbereiding van een kraak serieuze mensen betrekken. In de Tol- en Lutmastraat was de groep veel te groot. Daar was geen schifting mogelijk; iedereen die een deur intrapte was binnen. De gemeente kan daarvan ook iets leren: ze moet nooit zo veel sloopblokken tegelijk creëren. Dat levert bijna altijd problemen op.’ Wat hij maar wil zeggen: in kleinere kring willen krakers nog weleens zelfcorrigerend optreden. `Ik weet dat een paar Basken die in de Tolstraat zaten, kwamen logeren in een pand in de Staatsliedenbuurt. De Poolse krakers aan de overkant kwamen prompt naar buiten en zeiden: “Hallo, we houden het wel rustig hier, hè, we willen hier geen Tolstraattoestanden.” En dat hielp.”

Oscar ([squat!net]) heeft er moeite mee dat de overlastperikelen het zicht ontnemen op het feit dat kraken nog wel degelijk een functie heeft, namelijk: het houden van druk op de ketel. `Speculanten weten dat ze het gevaar lopen dat een pand gekraakt kan worden als het een jaar lang niet in gebruik is. Veel ambtenaren bij de gemeente erkennen dat ook. Een mooi voorbeeld: begin jaren negentig hebben we een leegstaand speculatiepand gekraakt in De Gouden Bocht op de Herengracht. De eigenaren in de buurt schrokken zich rot; binnen een etmaal hebben ze toen aan dertig kraakwachten onderdak geboden in de omringende huizen.’ Zeker, hij weet dat bij veel Amsterdammers inmiddels het beeld bestaat van buitenlanders die, weliswaar onder geschreeuw van revolutionaire leuzen, domweg voordringen op de woningmarkt. `Maar dat is een onzinbeeld. Die huizen staan leeg en zijn ongebruikt: Ze onttrekken geen woningen aan het bestand. Je kunt ook zeggen: de Spaanse woningzoekenden zijn ten minste mondig, die bevechten hun plek in de stad.’

Twee weken geleden: een ontruiming in de Amsterdamse Van Ostadestraat. Het vrij onaanzienlijke pand was een maand of zeven daarvoor gekraakt en werd sindsdien bewoond door een groep Spanjaarden. De omwonenden hadden een stenciltje in de bus gekregen waarin de krakers onder meer meldden dat ze graag wilden blijven en hoopten in de toekomst `sociale activiteiten’ te gaan ontplooien. De overlast was tot nu toe beperkt gebleven tot wat geroep op straat en getimmer in de avond. En nu dan de ontruiming. De krakers zijn er vroeg bij – of nog laat op; rond zeven uur in de ochtend wordt de buurt gewekt door luid geschreeuw. Enkele sympathisanten verzamelen de vuilniszakken uit de buurt. Om negen uur is de groep aangegroeid tot zo’n vijftig. De krakers houden toespraken en juichen elkaar toe. Als een volleerde Fidel Castro oreert een jongen met een hoge oranjezwarte gebreide muts over revolutie en internationale solidariteit. Jammer alleen dat zo weinig mensen Spaans verstaan.Omwonenden kijken, uit het raam hangend, geamuseerd of lichtelijk geërgerd toe; de revolutie zal niet beginnen in de Van Ostadestraat. Als de politie, na lang wachten – de stemming dreigde al in te zakken – eindelijk komt, loopt de situatie nog behoorlijk uit de hand. Een omstander wordt, volgens de krakers, in elkaar geslagen. Een kraker – de orerende `Fidel Castro’ – wordt gearresteerd. In de woning wordt de inhoud van de vuilniszakken aangetroffen.

Vorige week zondagmiddag: het pand wordt herkraakt. De krakers pakken het nu wat serieuzer aan; ze gaan de buurt af, bellen aan en leggen uit waarom ze terug zijn, uiteraard begeleid door een stenciltje. Een Spaanse jongen – niet het type kraaktoerist -legt nog eens uit dat ze heus niet alleen voor de lol bezig zijn. Twee dagen later wordt het pand opnieuw ontruimd. Een van de avonden daarna treffen we een ontredderde huiseigenaar aan voor zijn pand. Met een bewaker, die een nieuwe herkraak moet zien te voorkomen. Groepjes krakers zijn al een paar keer langsgeweest, zegt hij, onder het roepen van: `Wacht maar, we krijgen je nog wel.’ Nee, geeft hij toe, echt handig heeft hij het niet aangepakt. Hij had de verbouwing te lang laten stilliggen, naar eigen zeggen omdat hij moest wachten op de aannemer. En hij had de pech dat het huis al langer in de gaten werd gehouden door krakers, omdat het in twee jaar tijd vier keer van eigenaar was gewisseld en nauwelijks werd bewoond. `Maar ik ben geen huisjesmelker’, stelt hij verontwaardigd. Hij kocht het pand in juli 1999, vanwege gezinsuitbreiding, zegt hij; zijn woning elders in Amsterdam was te klein voor een gezin met twee kinderen. De bedoeling was om de helft van het pand in de Van Ostadestraat te gaan bewonen en om de rest te verkopen. Goed, daarop zou hij winst kunnen maken en hij zou op die manier woningen aan de sociale huursector onttrekken, maar dat is niet illegaal en past zelfs in het gemeentelijke beleid om meer woningen te creëren voor de middenklasse. Hij heeft nu besloten, zegt hij, om het hele pand weer te verkopen. `Ik ben het moe. Het ergste is nog dat ik nu ook in de media wordt afgeschilderd als huisjesmelker. Mijn moeder heeft een abonnement op Trouw. Vorige week belde ze helemaal overstuur op; hadden ze een persbericht van de krakers bijna letterlijk overgenomen. Het wordt me echt te gek.’

De naam van mevrouw Grave is op haar verzoek gefingeerd.

http://www.volkskrant.nl/

(de Volkskrant, zaterdag 10 maart 2001, tekst Caspar Janssen)

Naar aanleiding van dit artikel is er een weinig verheffende diskussie ontbrandt in het kraakcircuit welke na te lezen valt via http://www.dvxs.nl/~skwot (maart 2001)

volkskrant