Onderzoek naar kraakwachtburo

  Onderzoek naar kraakwachtburo


Afgelopen juni hadden een aantal mensen van de kraakgroep Oostelijke Binnenstad een pand gekraakt in de Conradstraat. Men had begrepen dat op deze gemeentelijke sloopetages tijdelijk mensen gehuisvest werden met behulp van de stichting Ad Hoc. Terwijl vroeger het grondbedrijf dit soort panden zelf verhuurde onder redelijk te noemen voorwaarden, maakt de gemeente nu dus gebruik van een commercieel “kamerverhuurburo”. Deze etage werd de dag erop al ontruimd omdat er sprake zou zijn van overtreding van art. 429 sex. Dit alles ging zo snel dat een kort geding tegen de staat niet meer mogelijk was.

Tegelijkertijd met de kraak was er een raadsadres ingediend met de vraag waarom deze werkwijze. Afgelopen donderdag werd dan eindelijk de conceptbeantwoording van dat raadsadres in een raadscommissie besproken. Om het een en ander nader toe te lichten, werd de onderstaande tekst van tevoren onder de raadsleden verspreid.

Opvallend was het dat vooral de onbetrouwbaarheid van de stichting een punt van aandacht was voor de commissieleden. Over het opgeven van huurrechten zonder dat dit eigenlijk gerechtvaardigd is, is nauwelijks gesproken.

De uitkomst is dat de wethouder een onderzoek gaat doen naar de stichting Ad Hoc. Mocht blijken dat ze niet zo netjes zijn als men zich voordoet, dan zal men uit gaan kijken naar een ander buro.

In maart ongeveer wordt het antwoord van de wethouder verwacht, wat ook weer in de commissie besproken gaat worden.

  Brief SPOK

Sinds jaar en dag is er sprake van een schrijnende woningnood onder zowel studenten als jongeren in het algemeen. Omdat ze nieuwkomers zijn op de woningmarkt, kunnen woningcorporaties weinig voor hen doen. Dezen hebben lange wachttijden, waarbij ook nog eens de doorstromers (mensen die een huis in Amsterdam achterlaten) voorgaan op de starters. Wachtlijsten kennen ook de particuliere verhuurders, voor zover deze woningen aanbieden die bij het budget van deze groep past. De overblijvende optie, het vinden van een kamer, is eveneens niet gemakkelijk. De niet-commerciele kamerbemiddelingsburo’s maakten dit jaar melding van een schrikbarend laag aanbod. Onduidelijk is hoeveel mensen via een commercieel kamerbemiddelingsburo aan woonruimte komen, wel duidelijk is dat deze vaak hoge bemiddelingskosten berekenen. Niet voor iedereen bereikbaar.

In deze leemte is het fenomeen tijdelijke verhuur door commerciële kamerbemiddelingsburo ontstaan. Eigenaren van om wat voor reden dan ook leegstaande panden kunnen via deze bureaus mensen op een tijdelijk contract in hun panden laten wonen. Helaas zijn er nogal wat vraagtekens te plaatsen bij de werkwijze die door een aantal bureaus gehanteerd wordt. Van de stichting Ad Hoc is recentelijk het een en ander omtrent hun werkwijze naar buiten gekomen, mede door het door Kraakgroep Oostelijke binnenstad ingediende raadsadres, en de inspanningen van de huurteams van de wijkcentra.

Ad Hoc maakt gebruikt van bruikleencontracten. Bruikleen is een juridische constructie waarbij de ene partij aan een andere een zaak om niet ten gebruike geeft, onder voorwaarde van teruggave. Op het eerste gezicht misschien niet eens zo vreemd, wel als je bedenkt dat de bewoners wel huur betalen. Dit staat echter niet in de bruikleenovereenkomst vermeld, het wordt apart afgesproken en op papier gezet. Deze vergoeding zoals die genoemd wordt, wordt echter niet rechtstreeks aan de stichting Ad Hoc betaald. Hiervoor is een apart administratiebureau opgericht, waarin de secretaris/ penningmeester van de stichting de rol van bestuurder op zich heeft genomen.

Waar deze vergoeding voor bestemd is, is onduidelijk. Volgens het bruikleencontract dienen de bruikleners zelf de kosten te dragen van nutsvoorzieningen en eventuele belastingen. Datzelfde contract bevat ook een bepaling waarin bepaald wordt dat de bruikleengever op geen enkele wijze verplicht kan worden tot het doen van enig onderhoud. Dat Ad Hoc vloerbedekking, gaskachel, douchecabines e.d. zou leveren is op geen enkele wijze af te leiden uit het contract, wat betekend dat bij afwezigheid daarvan de bruiklener op geen enkele wijze kan afdwingen dat daarvoor zorg gedragen wordt.

Vreemd is dat de bruikleengever het nodig vind om zichzelf het recht van toegang voor te behouden voor verkoop of reparatiewerkzaamheden, iets wat niet snel aan de orde zal zijn bij slooppanden. Daarnaast komt het vreemd over dat deze bevoegdheid te allen tijde mogelijk zou moeten zijn, je zou verwachten dat men dat gewoon in onderling overleg regelt.

Niet uit het contract af te leiden is de wijze waarop de stichting aan haar bruikleners komt. Men dient via een bekende van de stichting bij deze geïntroduceerd te worden, waarna bericht volgt of men wel of niet op een wachtlijst geplaatst wordt. Aan welke criteria een potentiële nieuwe bruiklener dient te voldoen is onbekend.

Naast de kritiek op de inhoud van de gehanteerde contracten zijn nog wat dingen op te merken over de juridische constructie van dit experiment. Het is namenlijk zo dat de wet regels geeft in welke situatie tijdelijke verhuur toegelaten is. Toegespitst op de situatie in blok N41 zou dat betekenen dat Ad Hoc in het bezit zou moeten zijn van een vergunning zoals verplicht gesteld in de leegstandswet. Voor zover bekend is dit niet het geval. Daarnaast stelt de leegstandswet een aantal voorwaarden aan het te hanteren huurcontract, dit ter bescherming van de huurder. Niets van dat al is terug te vinden in het huidige contract. Een andere toegelaten constructie is de tijdelijke verhuur van voor sloop bestemde panden door de gemeente. Ook in deze constructie is er geen huurbescherming, echter om misbruik van deze bevoegdheid tegen te gaan heeft de wetgever deze bevoegdheid alleen aan gemeenten willen geven. Er kan dan ook geen sprake zijn van overdracht van deze bevoegdheid aan Ad Hoc.*

Gezien bovenstaande opmerkingen menen wij moeten concluderen dat van een geslaagd experiment geen sprake kan zijn. De gemeente heeft op deze wijze weinig zicht en invloed op de gang van zaken met het bezit van in dit geval de dienst Binnenstad. Wij hopen duidelijk gemaakt te hebben dat daar wel een noodzaak toe bestaat. Daarnaast zijn wij van mening dat de gemeente een verkeerd signaal afgeeft door in zee te gaan met commerciële kamerverhuurbureaus. Het zou beter zijn als de gemeente eens structureel beleid zou formuleren om ook voor deze mensen wonen in de stad Amsterdam mogelijk te maken.

Speculatie Onderzoeks Kollektief

* voor de geinteresseerden, zie aant. 68 bij art. 1623A, Handboek Huurrecht; De Wijkerslooth Vinke / Van Imhoff

spok