Is Occupy dood? De strategie van de bezetting leeft in elk geval voort. Niet op pleinen, maar in schouwburgen. In Italië worden vele bedreigde theaters bezet door groepen artiesten en burgers die cultuur radicaal willen democratiseren. En sinds kort kent ook Luik zijn bezetting. Allemaal zijn het verhalen van hoe het culturele crisisgevoel niet enkel vernietigend, maar ook wervend werkt.
Begin oktober. Terwijl het prestigieuze nieuwe gebouw van Théâtre de Liège feestelijk voor geopend wordt verklaard, voeren een aantal jonge acteurs aan de andere kant van de Maas een stuk op rond de Commune van Parijs. Dat historische verhaal is bekend. In 1871 wist de Franse hoofdstad zich gedurende drie maanden los te rukken van haar regering. Op democratische wijze werd een nieuw bestuur geïnstalleerd. Scheiding van kerk en staat en een herverdeling van de rijkdommen waren enkele van de belangrijkere agendapunten. Gustave Courbet riep Franse artiesten op om zich bij de beweging aan te sluiten en drie maanden lang hing de geur van revolutie en eindeloze mogelijkheden in de lucht. Uiteindelijk maakte de ‘bloedige week’ een abrupt einde aan ‘la nouvelle Paris’.
De voorstelling wordt gespeeld in het oude Théâtre de la Place, het gebouw dat in de lente van 2014 tegen de vlakte moet. Het relaas van de commune is niet lukraak gekozen, als onderwerp. De acteurs die het op het podium uit de doeken doen, wonen en werken sinds 6 september allen in het gekraakte pand in Outremeuse. Hun verblijf wordt gedoogd door het Luikse stads-bestuur, zolang ze zich niet verzetten tegen de afbraak, een onderneming waar veel geld mee gepaard gaat.
Nu Zuccotti Park in New York weer gewoon een van de weinige plekken is waar je in Lower Manhattan de hond kan uitlaten, en de Indignado’s uit het straatbeeld zijn verdwenen, lijkt het actieterrein van de misnoegden zich te hebben verplaatst. Kunstenaars gaan aan de slag met hun gedachtegoed en sommigen zetten de strijd zelfs verder in gekraakte theaters en andere cultuurhuizen, met het Teatro Valle in Rome als bekendste voorbeeld. In Luik kijken ze op naar de Romeinen, van wie de bezetting in het legendarische theater – Pirandello herschreef er een theaterwet of twee – ondertussen al twee jaar een verschil weet te maken. Tijd om te peilen naar de beweegredenen van deze culturele activisten.
Entreprise terroriste
‘Vous devez savoir, enfin vous pouvez savoir, que ce que nous entreprenons ici est prémédité. On y a pensé, quoi. Un peu. La volonté de faire pression, de contraindre un état ou un organisme public à prendre en compte notre action, action nuisible à ses structures établies, était prémédité. Ce qui pourrait classer notre action dans la case des entreprises terroristes.’ (uit proloog Fausse Commune de Paris)
Bij binnenkomst in het oude Théâtre de la Place vallen meteen de tientallen posters, vlaggen en flyers op die duidelijk maken dat het betreden van de ruimte een vorm van ‘medeplichtigheid’ inhoudt. Eenmaal de drempel gepasseerd, is een actieve medewerking aan het verder vormgeven van deze plek een vereiste. Gabriel, een van de ongeveer vijftien initiatiefnemers van de bezetting, maakt duidelijk dat het tot Théâtre à la Place herdoopte pand gebaat is met een betrokken inbreng van bezetters en bezoekers.
Met de bouw van het nieuwe theater aan de andere kant van de Maas kwam deze immense schouwburg in het centrum van de stad vrij: een lege huls waar opnieuw invulling aan kan worden geven. Gezien de precaire toestand van de kunsten waarbij, ook in Luik, de beschikbaarheid van geld en ruimte geen evidentie meer is, besloot de groep het gebouw te claimen onder het motto ‘Les théâtres sont à nous, les théâtres sont à tous’. Theater als een gemeenschappelijk (gedachte)goed, of een daad van ‘terrorisme’, zoals het met een knipoog wordt genoemd in de proloog van Fausse Commune.
Ook bij Teatro Valle Occupato, in Rome, wordt het illegale karakter van de onderneming in de verf gezet. Op 1 oktober, enkele dagen nadat Berlusconi Italië nog maar eens op haar grondvesten doet daveren, licht actrice Sylvia De Fanti in een Skype-gesprek het model Valle toe. Ze onderstreept daarbij meteen dat de bezetting nog steeds op niet-legale wijze gebeurt, ondanks de recente institutionalisering van de organisatie. ‘Onder het mom van de legaliteit hebben in Italië en ver daarbuiten doorheen de geschiedenis de meest weerzinwekkende zaken kunnen plaatsvinden. Toen wij dit theater twee jaar geleden bezetten, waren we er ons ten volle van bewust dat de revolutie die wij teweeg willen brengen, enkel groeipotentie kon hebben door de letter van de wet niet te volgen.’
We schrijven 14 juni 2011 wanneer het Teatro Valle in centrum Rome bezet wordt door een honderdtal mensen, allen actief in de kunsten- of entertainmentsector. Daags voordien hebben de Italianen zich in een referendum massaal uitgesproken tegen de privatisering van het Italiaanse kraantjeswater. De slagzin voor de bezetting is snel gevonden: boven de toegangspoort van Teatro Valle wordt de leuze ‘Like water, like air, let’s reclaim culture’ gekalkt. Het gaat om meer dan een spitsvondigheid om zichzelf in de kijker te plaatsen. Oorspronkelijk bedoeld als een bezetting van drie dagen, waarmee de cultuursector haar misnoegdheid over de fikse besparingen kracht wou bijzetten, is Teatro Valle na twee jaar uitgegroeid tot een nationaal symbool en de eerste geïnstitutionaliseerde ‘foundation for commons’ in Italië. Het theater profileert zich meer en meer als een microkosmos waar kunst en maatschappij een paringsdans aangaan en waar de potentie van nieuwe modellen van duurzaam (samen)leven onderzocht worden.
Complexiteit als deugd
Intussen is Valle uitgegroeid tot het ‘Teatro Valle Bene Comune’. De idee van een maximale ontsluiting van goederen en diensten die het volk moeten toebehoren, is de rode draad binnen de uitgebreide werking van het Teatro. Een team van vijftien juristen, waaronder invloedrijk politicus Stefano Rodotà, houdt zich bezig met het zorgvuldig formuleren van ideeën en voorstellen die een zo volledig mogelijke toegang tot ‘het gemeenschappelijke’ als doel hebben. Vrije toegang tot water en cultuur, maar bijvoorbeeld ook internet, staan hoog op de agenda. Het leverde Teatro Valle het statuut van ‘Bene Comune’ op en, zoals De Fanti trots opmerkt, maakt de bezette schouwburg tot de eerste revolutionaire institutie van Italië.
Het Valle-concept is intussen overgewaaid naar zowat elke grote Italiaanse stad, waar theaters en cinema’s bezet worden om ze uit de handen te redden van projectontwikkelaars met een uiterst geringe interesse in cultuur. S.a.l.e. Docks en Teatro Marinoni in Venetië, Asilo della Creatività e della Conoscenza in Napels, Teatro Coppola in Catania, Cantieri Arsenale and Teatro Garibaldi Aperto in Palermo, Macao in Milaan: allemaal maken ze deel uit van deze brede bezettingsbeweging.
De manier waarop men in Rome een verschil probeert te maken, is meerledig. Mensen worden getraind in debatteren, acteurs en theatertechnici leren er het vak, samen worden politieke essays in het Engels bestudeerd om tot een beter begrip van ideeën in de lingua franca te komen, en elke avond is er wel een concert of een voorstelling waarvoor het publiek zelf zijn financiële bijdrage kan kiezen. Wanneer er een politieke mars door de straten van Rome trekt, wordt er op voorhand gedebatteerd over hoe de organisatie aan de manifestatie wenst deel te nemen. Valle staat in het midden van land en stad, en dit voor een groot deel door het vluchtige van de politiek te willen overstijgen.
Daar hoort ook een eigen vorm van bestuur bij. Iedereen die dit wenst, kan Teatro Valle mee ‘managen’, en daarbij benadrukt De Fanti het belang van ‘elastische verhoudingen’. Zelfbestuur en actieve participatiedemocratie zijn cruciale elementen. Elke dag is er een bijeenkomst waarop iedereen welkom is en nieuwe agendapunten kan aanbrengen. Knopen worden doorgehakt via een consensusmodel: het systeem dat ook in Luik gehanteerd wordt. Wanneer slechts één persoon een afwijkende mening heeft, wordt die toch nog gehoord en kan overredingskracht haar werk doen.
De Fanti spreekt graag over een diagonale structuur. Iedereen heeft beslissingsrecht en kan zich in een debat mengen, maar tegelijk wordt ook gefocust op individuele sterktes. Complexiteit en een niet-lineaire manier van denken en werken zijn inherent aan de manier waarop Valle functioneert. Dit heeft alles te maken met de pluralistische aanpak van de groep, waarbij de pijlen steeds op verschillende domeinen tegelijk worden gericht. Dat ook enige frustratie en traagheid niet van de lucht zijn, hoort bij de keuze voor een open structuur. Beslissingen nemen en invloed trachten uit te oefenen op de samenleving vraagt tijd, een idee dat loodrecht staat tegenover het vluchtige van politiek en media, waarbij beslissingen vaak haastig worden genomen op basis van momentopnames.
Young and willing
Het manifest van de actievoerders die het Théâtre à la Place bezetten, opent als volgt: ‘Nous constatons qu’un théâtre est vide. Nous nous ruons sur l’occasion pour expérimenter une pratique de l’art à coté des contraintes dictées par le marché, la profession, la poursuite d’une carrière, l’exercice d’un métier, la production.’ Gabriel geeft aan te willen uitgaan van de kracht van het individu, waarbij bezoekers en artiesten elkaar vinden in een gemeenschappelijke uitdaging en de handen in elkaar slaan. Het theater dient losgeweekt te worden van het grote geld afkomstig van een kleine elite, laat hij verstaan. De groep ziet het als haar plicht om het experiment aan te gaan.
De bezetters zijn jong, de meeste onder hen net afgestudeerd aan het Conservatorium van Luik, en staan aan het begin van een parcours. Gabriel ziet dit meer als een opportuniteit dan als een last. (Nog) niet gebonden zijn aan de ‘goodwill’ en de centen van grote instituties biedt hen de mogelijkheid om na te gaan hoe een verhaal herschreven kan worden, op zoek te gaan naar alternatieve productie- en presentatiemethodes. Wel willen ze te allen tijde verantwoording kunnen afleggen aan de Luikenaars die het theater ook als ‘hun’ huis moeten kunnen zien. Het mag geen solipsistisch onderzoeksbastion worden.
In De Vurige Stede staan ze aan het begin van een proces, waarbij het duidelijk nog zoeken is naar waar de kracht van het project net in kan liggen. Hoe kan een leegstaand gebouw in het midden van een stad iets wezenlijks zeggen over diezelfde stad, en bij uitbreiding over de wereld? Het compleet verziekte culturele klimaat dat in Italië heeft geleid tot actie, ontbreekt hier voorlopig gelukkig. De Stad Luik laat de krakers ook begaan, voornamelijk omdat ze zich niet tegen de afbraak van het gebouw verzetten. Maar of de korte verblijfsperiode de grootse plannen niet in de weg staat? Gabriel countert die veronderstelling door van het efemere karakter van de onderneming de positieve elementen in de verf te zetten: ‘We worden gedwongen om op korte termijn snel te handelen, wat een zekere dynamiek creëert die ons uitermate bevalt. Normaal liggen in het theater tussen idee en uitvoering gemakkelijk twee jaar door allerlei praktische beslommeringen – het vinden van repetitieruimte, financiering, etc. – maar bij ons kan dat teruggebracht worden tot twee dagen.’
Het hyperprofessionele dat baan moet ruimen voor een directere aanpak: dat sluit eerder aan bij de praktijken van het amateurcircuit, zonder daarom de opgebouwde knowhow volledig overboord te gooien. Deze manier van werken levert niet enkel een eerlijker resultaat op, meent Gabriel. ‘Het zorgt er ook voor dat “passanten” zich sneller kunnen identificeren met waar we voor staan en welke richting we uitwillen.’ Professionalisme dat eerder aanleunt bij het elitaire wordt vervangen door een theater van de straat met ‘savoir faire’ dat, let wel, geen straattheater wil zijn.
Tegen de klaagcultuur
De bezetters schieten met scherp op de Stad Luik, die volgens hen te weinig aandacht besteedt aan de noden van kleinere gezelschappen en artiesten, de vruchtbare onderlaag van het rijke culturele leven in de stad. Luik zet liever in op grote internationale prestigeprojecten die de stad een zekere glans moeten verlenen. Gabriel legt de schuld echter niet enkel bij de steden, die cultuur en citymarketing vaak als onlosmakelijk verbonden zien, maar ook bij de artiesten zelf. ‘Er wordt enkel samengezeten wanneer er te klagen valt.’
Het ontbreekt aan lef, klinkt het ook, en ondertussen schrijven velen zich in in verhalen waar ze niet achter staan. Socio-culturele projecten rijzen als paddenstoelen uit de grond, en vaak met nobele bedoelingen, maar een ommezwaai in denken en doen bieden ze niet. Zichzelf een aura van goedheid kunnen aanmeten speelt daarnaast ook zeker een rol in bepaalde artistieke keuzes. Met een groep medestudenten zette Gabriel onder de noemer ‘Four Minute Men’ een reeks interventies op poten tijdens het recentste Festival de Liège. Toen ze in de gaten kregen dat de slagzin van het festival ‘Interroger le present’ amper de lading dekte, beslisten ze gedesillusioneerd om de laatste performance uit de reeks af te gelasten.
Met het Théâtre à la Place willen de bezetters het theater ‘teruggeven’ aan de man in de straat, die meebetaalt voor de bouw van deze en andere cultuurtempels, zonder er ooit een voet binnen te zetten. Het ‘publieke’ theater moet opnieuw overgenomen worden van een kleine elite met alle beslissingsmacht. Grote woorden, maar vooralsnog hebben ze nog niet de juiste manier gevonden om ze waar te maken. De mensen die deze plek nu maken tot wat ze is, komen – op een paar enkelingen na – allen uit het Luikse artistieke milieu. Democratisch is het initiatief wel, met concerten en voorstellingen waar weinig tot niets voor betaald moet worden.
Cultureel draagvlak
Ook in Rome werd het Teatro Valle oorspronkelijk bedreigd door privatisering. In 2011 werd het Ente Teatrale Italiano opgedoekt, het orgaan dat verantwoordelijk was voor de uitbating van en de communicatie tussen de verschillende cultuurhuizen in Italië. Volgens De Fanti is dat een van de belangrijkere voorbeelden van een bewind dat cultuur bekijkt als een kwaad waar onnodig veel geld aan besteed wordt. Dat het avant-gardistische bolwerk dat Valle steeds is geweest, koste wat het kost in de handen van de artistieke gemeenschap zelf moest blijven, ver weg van de wereld van vastgoedmakelaars en speculanten, stond dan ook al snel als een paal boven water.
Het opdoeken van het ETI en het quasi volledig dichtdraaien van de geldkraan zijn enkele doodsschoppen die de Italiaanse kunstensector in de voorbije jaren te verwerken kreeg. Het gebrek aan geld en publieke plekken waar mensen kunnen samenkomen om cultuur te produceren en tot zich te nemen, maakt dat het brede culturele draagvlak van weleer ook in snel tempo wegsmelt, met het hedendaagse theater als voornaamste slachtoffer. Zelfs grote namen als Romeo Castellucci en Motus komen in eigen land nog amper aan spelen toe.
Sinds de overheid de handschoen in de ring wierp, neemt Teatro Valle noodgedwongen heel wat taken zelf over. Om ervoor te zorgen dat in de toekomst meer mensen dan louter artistieke enkelingen hun weg vinden naar het theater, investeert het bijvoorbeeld in educatie. Kinderen uit scholen in Rome en daarbuiten komen kijken en leren over theatercodes. Een nieuw en kritisch publiek wordt klaargestoomd. Geld voor dergelijke programma’s komt van een publiek dat in het concept gelooft, bedrijven komen er niet in.
Gedachtenwolkjes
Zowel in Luik als in Rome wordt dus scherp gesteld op de precaire verhouding tussen kunst en maatschappij. Het Romeinse verhaal is schrijnend en bemoedigend tegelijk. Uit pure armoede ontstaat een beweging die mee wil schrijven aan een verhaal dat vanuit de kunst vertrekt, maar die ook ver overstijgt. In die hoedanigheid begint ze signalen uit te zenden die hoe langer hoe minder genegeerd kunnen worden. In Luik kunnen de bezetters zich spiegelen aan een voorbeeld van formaat. Hoe zij straks in 2014, binnen een andere context, verder kunnen schrijven aan hun verhaal, en of ze daarbij het lokaal-artistieke weten te overstijgen, valt evenwel af te wachten.
Hoe dan ook weten beide organisaties iets toe te voegen aan het eindeloze debat over het belang van kunst in crisistijden. Kunst is nodig om de realiteit van ondertitels te voorzien, of er beter nog gedachtenwolkjes bij te plaatsen, waarbij het soms geen kwaad kan dat ze net iets later komen dan het eigenlijke beeld. In traagheid en bedachtzaamheid schuilt immers een kracht die gekoesterd mag worden.
Sam Loncke studeerde Taal- en Letterkunde aan de VUB en Theaterwetenschap aan de UA. Hij is actief als productiemedewerker bij SOIT.
http://www.rektoverso.be/artikel/bezet-de-theaters-geef-ze-terug-aan-het-volk